afzeggen

afzeggen
{{afzeggen}}{{/term}}
I 〈overgankelijk werkwoord〉
[meedelen dat iets niet doorgaat] cancel
[opzeggen] cancel
[verloochenen] give up
voorbeelden:
1   een bezoeker afzeggen put off a visitor
     een vergadering afzeggen cancel a meeting
2   een abonnement afzeggen cancel a subscription
II 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉
[meedelen dat men niet komt] call off
voorbeelden:
1   onze gast heeft (het) afgezegd our guest has called (it) off
     afzeggen voor een vergadering send apologies for missing a meeting

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.

Игры ⚽ Поможем написать курсовую

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”