- afzeggen
- {{afzeggen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [meedelen dat iets niet doorgaat] cancel2 [opzeggen] cancel3 [verloochenen] give up♦voorbeelden:1 een bezoeker afzeggen • put off a visitoreen vergadering afzeggen • cancel a meeting2 een abonnement afzeggen • cancel a subscriptionII 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉1 [meedelen dat men niet komt] call off♦voorbeelden:1 onze gast heeft (het) afgezegd • our guest has called (it) offafzeggen voor een vergadering • send apologies for missing a meeting
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.